dinsdag 30 juli 2013

godzegentje

Met veel plezier typ ik wat lijntjes over uit het boek 'Broere' van Bart Moeyaert; een boek met verhalen over zijn zes broers en zichzelf. 


Onze moeder sloeg de geuren op. Als ze ons voor het slapengaan een kruisje gaf, en nog even met haar wijsvinger over onze wangen aaide, herinnerde haar hand ons aan de voorbije dag. Aan haar hand hing de lucht van geschilde uien, en daarvan kwam het stoofvlees weer op tafel.

...

Haar vingers stelden ons gerust: niets is veranderd.
'Godzegentje en bewaartje, ' zei ze, en het kruisje dat ze gaf was dun als haar stem. Ze tekende het behoedzaam op ons voorhoofd, en zorgde ervoor dat we het tot lang na bedtijd zouden kunnen natekenen, want ze wist dat ons voorhoofd een geheugen had waar we beter van sliepen.

...

'Voorzover ik weet ruikt papa niet naar zichzelf', zei ik. 'Hij ruikt naar tabak, om te beginnen, en soms ook naar het leer van zijn vest.'

...

Ik sloeg de deken op, en zocht naar mijn pantoffels.
'Waar ga jij naartoe?' zei mijn broer.
'Eens ruiken', zei ik, en ik liep naar beneden, waar ons vader en onze moeder nog naar de televisie zaten te kijken.

Toen ik binnenkwam, knipte mijn vader met zijn duim en wijsvinger, hard, zoals hij alleen dat kon, dat ik stil moest zijn. Op mijn tenen liep ik naar hem toe, en ik leunde tegen hem aan, hoorde zijn borst piepen, en zei dat ik geen kruisje van hem had gekregen.
'O nee?' zei hij, en hij moest lachen, en van het lachen moest hij niezen, hard, en niet één keer, maar drie keer, hard, en van de kracht ging er bij hem nog een ander poortje open, waarover onze moeder zei dat het niet hoorde.

Daarna gaf hij me het kruisje. Als altijd was zijn kruisje geen kruisje. Het kwam er met een slordig penseel op, zodat het meer een lus leek, bijna een rondje was, dat hij met zijn duim op mijn voorhoofd zette, terwijl hij met de andere vingers mijn voorhoofd stilhield. Als altijd hoorde ik het wrijven van zijn duim ook aan de binnenkant van mijn schedel.
'Godzegentje en bewaartje.'

'En?' zei mijn broer, toen ik weer in bed kroop.
'Volgens mij,' zei ik, 'slaat onze moeder de goeie geuren op, en onze vader het lawaai. En wees gerust, hij heeft ook een geur van zichzelf.'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten